Klassieke barrière-anticonceptiemethoden zoals condooms en pessaria zijn het meest geschikt tijdens het geven van borstvoeding, omdat ze de melkproductie of de gezondheid van het kind niet beïnvloeden.
Niet alle pillen zijn ideaal voor bescherming na de bevalling. Zo bevat de zogenaamde minipil, ook wel ‘borstvoedingspil’ genoemd, alleen het hormoon progestageen, dat door de lage dosis geen negatief effect heeft op de melkproductie. Vrouwen die borstvoeding geven, kunnen minimaal zes weken na de bevalling beginnen met het innemen van de minipil.
Spiraaltjes (zoals het hormoonspiraal) zijn ook populaire anticonceptiemiddelen na de geboorte en kunnen tijdens de borstvoeding worden gebruikt. Ze hebben geen effect op de melkproductie en de gezondheid van de baby. Een spiraaltje mag echter pas worden geplaatst nadat de baarmoeder zich volledig heeft teruggetrokken, dus niet eerder dan zes weken na de geboorte.
De driemaandelijkse injectie is over het algemeen ook beschikbaar tijdens de borstvoeding. Moeders die hun baby borstvoeding geven, mogen deze anticonceptiemethode pas ten minste zes weken na de geboorte gebruiken